Kinderen van het vijfde en zesde leerjaar hebben waarschijnlijk al enige ervaring als voetganger. Toch is het belangrijk dat ook bij hen een aantal regels in herinnering wordt gebracht, vooral ook omdat de prepubertijd gekenmerkt wordt door verplaatsingen in groep. De invloed van de groep kan een negatieve impact hebben op de verkeersveiligheid: risico’s nemen (weddenschap: “durf jij hier oversteken?”), minder aandachtig zijn bij het oversteken enz. Hierdoor “vergeten” deze kinderen wel eens het verkeer in de gaten te houden of vertrouwen ze op de verkeerde informatie enz.

7.1. De wijk en zijn omgeving bestuderen

Hang in de klas een kaart van de schoolomgeving uit of gebruik het slimme bord als u dit ter beschikking hebt. Aan de hand van de kaart informeren de leerlingen u over plaatsen in de omgeving van hun school waarvan zij vinden dat ze risicovol zijn.

De volgende vragen kunnen sturend werken voor hun analyse:

  1. Zijn er zebrapaden waar ik bang ben? En zo ja waarom?
  2. Wat doe ik om veilig over te steken: als ik alleen ben, met mijn ouders, met mijn vrienden?

7.2. Uitstap met de klas

Organiseer vervolgens een klasuitstapje en ga in detail de drie plaatsen bekijken die volgens de kinderen de grootste risico’s inhouden. Denk na over oplossingen om op die plaatsen over te steken en houd daarbij de volgende regels in het achterhoofd:

  • Om over te steken, maak ik bij voorkeur gebruik van een zebrapad. Ik ben trouwens verplicht dit te gebruiken als het minder dan 20 m van mij verwijderd is (20 m = lengte van 4 geparkeerde auto’s).
  • Aan het zebrapad verwachten bestuurders zich aan overstekende voetgangers, maar opgelet: een zebrapad betekent niet dat de veiligheid absoluut is. Sommige bestuurders kunnen niet stoppen omdat ze de voetganger niet gezien hebben of omdat ze de regels niet naleven. Ik ga dus na of de bestuurder mij gezien heeft en me laat oversteken.omdat er geen zebrapad in de buurt is: ik ga na
    of de bestuurders me gezien hebben en stoppen.
  • Aangezien ik verborgen blijf achter de geparkeerde auto’s hebben de bestuurders op straat mij waarschijnlijk niet gezien. Bovendien kunnen auto’s ook plots wegrijden uit hun parkeerplaats. Ik ga dus na of de bestuurders mij wel gezien hebben (oogcontact met de bestuurder).
  • Bij het oversteken van een kruispunt kijk ik ook eens achteruit om te zien of er geen auto’s uit de straat achter mij komen.