Deze website maakt gebruik van cookies om uw surfervaring te verbeteren. Door op ‘Verder naar de website’ te klikken aanvaardt u dat we deze cookies installeren. Nee, ik wil graag meer informatie
Juist of fout? Klik op het juiste antwoord
Vóór ik oversteek, kijk ik naar links, en dan naar rechts, en opnieuw naar links.
Als ik op straat ben, houdt het geen risico in als ik naar muziek luister met een koptelefoon of oortjes.
Door de koptelefoon hoor ik de omgevingsgeluiden niet. Daarom neem ik deze af vóór ik oversteek om goed te horen of er geen auto of een ander voertuig aankomt.
Als er een tram aankomt, moet ik altijd wachten tot hij voorbij is vóór ik oversteek. Zelfs aan het zebrapad. Ook al is het groen voor mij.
Regelmatig te voet gaan, ook in de winter, is goed voor de gezondheid en voor het milieu.
Als ik te laat ben, mag ik de straat lopend oversteken.
Lopend oversteken is gevaarlijk. Vóór ik oversteek, stop ik aan het zebrapad maar blijf op de stoep staan. Ik kijk meermaals naar links en naar rechts om te zien of er verkeer aankomt. Ik steek enkel over als er geen voertuigen meer aankomen of als deze gestopt zijn. Ik kijk de bestuurder in de ogen om zeker te zijn dat deze mij gezien heeft. Ik kan teken doen aan de tram om even op mij te wachten.
Ik mag halthouden op het zebrapad om te babbelen met vrienden en vriendinnen.
Het zebrapad is geen stoep. Zonder te lopen, steek ik rustig over, maar wel zonder treuzelen zodat de auto’s verder kunnen rijden zodra ik over ben.
Ik doe teken aan de bestuurder om deze te bedanken (dat is sympathieker, maar het is niet verplicht).
Bij het oversteken aan verkeerslichten hoef ik niet eerst naar links en naar rechts te kijken.
Zelfs waar verkeerslichten staan, is het veiliger om toch te kijken of de bestuurders mij wel laten oversteken. Op een kruispunt kijk ik ook even over mijn schouder want het verkeer kan ook van achter mij komen.
Als ik te voet op weg ga, blijf ik op de stoep, aan de kant van de huizen en luister goed naar alles wat rond mij gebeurt.
Vóór ik oversteek, neem ik mijn oortjes uit en stop bij de stoeprand. Ik kijk verschillende keren naar links en naar rechts om te zien of er geen auto’s aankomen.
Ik steek pas over als er geen voertuigen (auto’s, brommers…) meer aankomen of als ze gestopt zijn. Ik kijk de bestuurder in de ogen om zeker te zijn dat deze mij wel gezien heeft. Terwijl ik oversteek, blijf ik in de twee richtingen kijken of er geen andere voertuigen aankomen. Is er een verkeerslicht, dan wacht ik met oversteken tot het mannetje groen wordt.